Published on: www.nrc.nl
Mokumono Nu komen de meeste fietsonderdelen uit Azië. Start-up Mokumono wil daar vanaf. Niet alleen vanwege leveringszekerheid, ook om het milieu. Het in Nederland gemaakte frame is er al.
Foto Olivier Middendorp
Hoe maak je een fiets met zo veel mogelijk lokale onderdelen? Nederland mag gelden als fietsland bij uitstek, het antwoord op díé vraag is verre van eenvoudig, merkte ontwerper Bob Schiller (31). Als afstudeerproject aan de Design Academy Eindhoven ontwierp hij in 2014 een bijzonder fietsframe. En nu verkoopt hij met zijn tweelingbroer fietsen waarvan het frame inderdaad in Nederland wordt gemaakt. Maar hoe zit het met de rest van de fiets?
Nederland mag met Pon (Gazelle, Cervélo, Kalkhoff) en Accell (Batavus, Koga, Sparta) twee mondiaal toonaangevende fietsenverkopers huisvesten, in eigen land worden nog amper fietsen gemaakt. Alleen de assemblage vindt soms nog plaats in Nederlandse fabrieken. De productie van onderdelen gebeurt vooral in Aziatische landen.
Dat heeft te maken met hoe de fietsindustrie de afgelopen decennia is veranderd, legt Erik Bronsvoort uit. Hij probeert het productieproces van fietsen duurzamer te maken en schreef daarover het boek From Marginal Gains To A Circular Revolution. Waar de fietsindustrie vroeger vraag-gedreven was, is nu de aanbodkant leidend. In de jaren negentig begonnen de grote merken met de productie van tienduizenden fietsen in Azië, weet Bronsvoort, die ze binnen een jaar probeerden te verkopen. Daardoor konden ze ieder jaar nieuwe modellen aanbieden.
Deze manier van werken heeft ook negatieve kanten, bleek de afgelopen jaren. Een fiets bestaat uit pakweg tweehonderd onderdelen, afkomstig uit landen overal ter wereld. „Bijvoorbeeld een zadel uit Italië en remmen uit Azië.” Terwijl er volgens Bronsvoort minder milieubelastende Europese mogelijkheden zijn: aluminium uit Portugal, carbon uit België of Duitsland, fietssloten uit Nederland.
Overigens, zegt Bronsvoort, zit échte duurzaamheid natuurlijk niet in een nieuwe fiets, maar in langer gebruik en opknappen van je oude exemplaar. „De Gazelle die ooit van je oma was, en nog steeds prima fietst. Dat is het meest duurzaam.”
De enorme spreiding van toeleveranciers heeft nog een ander nadeel. Dat werd tijdens de coronapandemie goed duidelijk. Juist toen in landen als de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de vraag naar fietsen in de grote steden – als alternatief voor openbaar vervoer – piekte, stokte door lockdowns de toelevering van onderdelen.
Aluminium helften
Genoeg reden om de onderdelen zo veel mogelijk uit Nederland, of in ieder geval uit Europa te halen, vindt ontwerper Bob Schiller. Met broer Tom zette hij in 2016 een crowdfundingactie op om zijn ‘afstudeerfiets’ in productie te nemen. Die bracht 90.000 euro op, waarmee hun bedrijf Mokumono kon beginnen. Wat de naam betreft: Mokum staat voor vestigingsplaats Amsterdam, mono voor het ‘monocoque’ frame – een buitenkant zonder inwendige versterking.
Doel van Mokumono: een 100 procent Europese fiets maken. Niet alleen heb je zo meer greep op de kwaliteit en ben je flexibeler, verkorting van aanvoerroutes zou de fabricage ook duurzamer maken.
Uitgangspunt voor Mokumono was Bobs fietsframe; 97 procent van de in Europa verkochte frames komt uit Azië. „En de ontwikkeling ervan staat al bijna 150 jaar stil”, licht Tom Schiller toe – Bob is voor de zaak in Duitsland.
Foto Olivier Middendorp
Waar een standaardframe gemaakt is van aan elkaar gelaste buizen, bestaat het frame van Bob uit twee aluminium helften. Die worden in een mal in vorm geperst, waarna de twee spiegelbeelden met 3D-laser aan elkaar worden gelast. Het idee kwam uit de auto-industrie, die carrosserieën op een zelfde manier maakt. En daaruit, vertelt Tom, kwam het fietstype voort dat ze Delta hebben genoemd. „Een high-end sportieve stadsfiets.”
Kleine series
Het frame van de Delta wordt geperst bij Phoenix 3D Metaal in Eindhoven. Volgens eigenaar Bernard van der Poel zijn de broers Schiller niet de enige Nederlandse klanten die zoeken naar minimale milieubelasting. „Bedrijven met jonge eigenaren, voor wie winst niet de eerste insteek is”, omschrijft hij hen. „Wij kunnen prima kleine series maken. Als je een startend bedrijf bent en makkelijk wil communiceren, ben je beter af bij een Nederlandse producent. Bob en Tom kunnen hier de fabriek binnenlopen, en dan kunnen we het samen over de productie hebben.”
Voor grote aantallen telt dat praktische argument minder, weet Van der Poel. „Bedrijven die in de tienduizenden stuks willen produceren, zullen toch nog naar Azië gaan.”
Vanwege de sterke opkomst van elektrisch fietsen ontwikkelde Mokumono ook een elektrische Delta. Inmiddels is die als enige overgebleven; het bedrijf verkoopt er een sportieve en een ‘comfortabele’ variant van.
We willen gewoon beter nadenken over het productieproces
Met een adviesprijs vanaf 2.990 euro bevindt Mokumono zich met zijn trendy elektrische fietsen in hetzelfde marktsegment als het veel grotere VanMoof (50.000 fietsen in 2020) en het Belgische Cowboy, dat sinds de oprichting in 2017 al 23.000 fietsen verkocht. Mokumono geeft geen precieze cijfers, maar die aantallen haalt het bij lange na niet.
Waar bijvoorbeeld VanMoof alles zet op snelle expansie en filialen in wereldsteden opent, telt Mokumono nu vier medewerkers. Het zegt organisch te willen groeien, zonder miljoenen van buitenaf te hoeven aantrekken. Tom Schiller: „Bob en ik zijn 31. We willen eerst een gezond bedrijf opzetten.”
De missie daarbij blijft die 100 procent Europese fiets, en transparantie over de herkomst van de onderdelen is een speerpunt. En daar moet Tom Schiller eerlijk over zijn: „We moeten nog steeds onderdelen uit Azië halen.”
Voor stuur, remmen, voorvork en motor is Mokumono afhankelijk van Aziatische producenten. En zelfs als dat anders wordt, kan het nog steeds zo zijn dat de grondstoffen van buiten Europa komen. Schiller: „Een volgende stap voor ons is transparant over die grondstoffen worden. We willen gewoon beter nadenken over het productieproces. De fietsindustrie zit met enorme leveringsproblemen, omdat iedereen hetzelfde doet en afhankelijk is van dezelfde leverancier. Wij willen dat doorbreken.”
Foto Olivier Middendorp